-
1 thick
adj. dik; dicht; vol; dicht opeen; domoor; vriendelijk--------adv. dicht op elkaar; in overdaad; in een dikke laag--------n. dichtste/drukste/actiefste gedeelte, drukte, middenthick1[ θik] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 voornamelijk the〉dichtste/drukste/actiefste gedeelte ⇒ drukte, midden♦voorbeelden:in the thick of the mob • midden in de massabe in the thick of it • er midden in zitten————————thick21 dik ⇒ breed 〈 lijn〉; vet 〈 lettertype〉; zwaar(gebouwd); (op)gezwollen; onduidelijk, dubbel 〈 tong〉2 dik/dicht ⇒ 〈+with〉 dicht bezet/bezaaid/opeengepakt (met), druk; 〈+with〉 vol (van/met), overvloedig; weinig vloeibaar/doorzichtig; mistig, betrokken 〈 weer〉♦voorbeelden:two inches thick • twee inch dikthick type • vette lettera voice thick with sleep • een slaperige stem2 thick on the ground • dik gezaaid, zeer talrijk/frequenta thick head • een houten kopthe crowd grew thicker • er kwam voortdurend meer volk bijthe sky was thick with planes • de lucht zag zwart van vliegtuigenvery thick with • dik bevriend met6 a bit thick • nogal/al te krasget the thick end of the stick • aan het kortste eind trekkenhave a thick skin • een olifantshuid hebbenhe has a thick skull • hij is traag van begriplay it on thick • f overdrijven————————thick3〈 bijwoord〉1 dik ⇒ breed; vet; onduidelijk2 dik/dicht ⇒ dicht opeengepakt/op elkaar; talrijk, overvloedig♦voorbeelden:blows came thick and fast • het regende slagen -
2 tall story
-
3 stiff
adj. stijf, stroef; stevig; moeilijk; overdreven; pijnlijk--------adv. Door en door, intens, tot de dood--------n. lijk (slang); een grote sufferdstiff1————————stiff2〈 stiffness〉2 vastberaden ⇒ koppig, halsstarrig3 stram ⇒ stijf, stroef4 stijf ⇒ stug, vormelijk, gereserveerd5 zwaar ⇒ moeilijk, lastig6 sterk ⇒ stevig, krachtig7 (te) groot/erg ⇒ overdreven, onredelijk♦voorbeelden:1 a stiff collar • een stijve/gesteven boordstiff and stark • stijf en stramII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:————————stiff3♦voorbeelden:scare someone stiff • iemand de stuipen op het lijf jagen -
4 tall
adj. lang, hoog; overdreven[ to:l] 〈 tallness〉♦voorbeelden:1 6 feet tall • 1.80 m (lang)tall story • sterk verhaal -
5 steep
adj. steil; scherp, snel (stijgend), overdreven--------v. dompelen, indopen; (laten) weken, laten doortrekken, laten doordringen, drenkensteep1[ stie:p] 〈bijvoeglijk naamwoord; steepness〉♦voorbeelden:————————steep2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:steep the coffee • de koffie laten trekkensteep oneself in • zich verdiepen inyour mind is steeped in useless facts • je geest is doordrongen van nutteloze feitensteeped in mystery • omhuld door geheimzinnigheid -
6 exalted
iɡ'zo:ltid(high in rank, position etc; noble; important.) opphøyd, høyadj. \/ɪɡˈzɔːltɪd\/, \/eɡˈzɔːltɪd\/, \/eɡˈzɒltɪd\/1) høy, fornem, opphøyd2) høy, opphøyd, edel3) overdreven, overdrevent høy4) henført, begeistret, eksaltert, oppstemt5) ( om krydder) sterk, konsentrert -
7 fish story
n. ongeloofwaardig verhaal; overdreven verhaalfish story1 ongeloofwaardig/onmogelijk verhaal ⇒ sterk verhaal, visserslatijn -
8 overcharge
n. overdreven prijs--------v. overvragen, te veel vragen; overbelastenovercharge1————————overcharge2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overbelasten ⇒ te zwaar/sterk laden♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Нидерландский
- Норвежский